Hoe wordt er gehoorzaamd aan de grenzen die Allah heeft getrokken?

Vraagdetails

– Ik had een hadith gelezen waarin verteld werd dat de door Allah getrokken grenzen niet overschreden mogen worden, en als voorbeeld werd het verhaal genoemd over een groep mensen op een schip die een gat in het schip wilden maken om water te halen.
– Bestaat er zo’n authentieke (sahih) hadith? Hoe moeten we dit begrijpen?

Antwoord

Zo’n hadith bestaat

Volgens een overlevering van Nu'mân ibn Beşîr (ra), zei de Profeet (vrede zij met hem):

“Het voorbeeld van degenen die zich houden aan de grenzen van Allah en degenen die daarin overtreden, is als een groep mensen die door loting een plek op een schip verdeelden. Een deel van hen bevond zich op het bovendek en een ander deel op het benedendek. Wanneer degenen op het benedendek water wilden halen, gingen ze langs degenen boven hen. Toen zeiden ze:
‘Als we nu in ons eigen gedeelte een gat maken, vallen we de mensen boven ons niet lastig.’ Als de mensen boven hen hun laten begaan met wat zij willen doen, zullen zij allen samen vergaan. Maar als ze hen tegenhouden, zullen zij én de anderen gered worden.”

(Sahih al-Bukhari, Boek van Samenwerking 6; Getuigenissen 30)

Uitleg

De Profeet (vrede zij met hem) gebruikte in veel van zijn uitspraken vergelijkingen en beeldspraak om mensen te helpen iets beter te begrijpen en het in hun geheugen te prenten. Deze hadith is daar een duidelijk voorbeeld van.

De grenzen van Allah zijn, zoals bekend, de halal (toegestane) en haram (verboden) zaken.
Degenen die deze grenzen bewaken — dus zich houden aan wat toegestaan en verboden is — verschillen duidelijk van degenen die zich daar niets van aantrekken.

Degenen die zich overgeven aan het verbodene, worden in deze hadith vergeleken met mensen die een gat in het schip maken en zo het zinken veroorzaken. Als het schip zinkt, verdrinkt niet alleen degene die het gat heeft gemaakt, maar iedereen aan boord. Daarom is het de verantwoordelijkheid van alle passagiers op het schip om zo’n daad te voorkomen.

Zo geldt ook in de samenleving:
Als men toekijkt op het kwaad, op zonden en ongepaste gedragingen van anderen zonder in te grijpen, is collectieve ondergang onvermijdelijk.
De verantwoordelijkheid van moslims beperkt zich dus niet tot zelf het kwade vermijden, maar strekt zich uit tot het tegenhouden van kwaad bij anderen.

In een islamitische samenleving is het zelfs een van de kerntaken van de staat om dit te doen.
De staat moet de benodigde instellingen opzetten om het kwaad in al zijn vormen te voorkomen.
En als er geen functionerende staat is die dat doet, dan is het de taak van de moslims om via eigen georganiseerde initiatieven deze taak op zich te nemen.

 

Samengevat:

  • Als het kwaad dat individuen doen niet wordt tegengehouden, lijdt de hele samenleving daaronder.
  • Kwaad bestrijden helpt niet alleen om de samenleving te redden, maar kan ook de daders zelf beschermen tegen ondergang.
  • Individuen kunnen zich niet beroepen op hun vrijheid om alles te doen wat ze willen, vooral niet als hun daden anderen schaden. Vrijheid houdt op waar die van een ander begint.
  • Het gebiedende tot het goede (ma’rûf) en het verbiedende van het slechte (münker) voorkomt zowel de ondergang van gemeenschappen als die van individuen.
  • Het gebruik van vergelijkingen en metaforen om een onderwerp beter te laten beklijven in het geheugen is een belangrijk onderdeel van de islamitische onderwijsmethode. (Zie: Riyâd as-Sâlihîn – Vertaling en Uitleg, Levensrichtlijnen van de Profeet, Erkam-uitgeverij, Hadith nr. 189)

 

Gebpubliceerd: