De Gunst van de Dood: Een Poort naar Verlossing en Eeuwige Vervulling
Het is verkondigd in de Qur'ān dat iedereen de dood zal proeven. En bij wijze van beproeving wordt iedereen getest met het kwade en het goede.[1] Dit vers onderwijst ons dat deze wereld een beproevingsoord is. Aangezien deze wereld een beproevingsoord is, hebben mensen –als vereiste van beproeving– last van problemen zoals ziektes, tegenspoeden en veroudering. Het is een onweerlegbare waarheid dat het een gunst van Allah en de verschijning van Zijn barmhartigheid is om de schepselen –die in een wereld waar verandering, veroudering, ziekten en calamiteiten worden ervaren– met de dood te berechten.
Bijvoorbeeld, indien de dood in deze wereld niet zou bestaan, dan zouden jouw ouders, jouw grootvader en diens voorvaderen hoogbejaard in hun erbarmelijke situatie nu in leven zijn. In een dergelijk geval transformeert deze wereld zowel voor hen alsmede voor jou tot een kerker, omdat ze niet goed verzorgd kunnen worden en jij vanwege hun erbarmelijke toestanden, niet kan genieten van je leven.[2]
Bovendien zien wij dat ieder schepsel in overeenstemming met zijn eigen uitrusting en creatie een verantwoordelijkheid heeft gekregen. Bijvoorbeeld, het is de taak van een koe om melk te geven, het is de plicht van een boom om appels aan te bieden en het is een verantwoordelijkheid van de zon om onze wereld te verlichten, op te warmen en de kleuren die in de schepselen worden gezien te onthullen. Wij zien geen enkel schepsel dat nutteloos en onnodig is voor de orde van de wereld. Dus, het is niet mogelijk om te denken dat de mens die superieur is aan ieder schepsel, geen verantwoordelijkheid zou hebben. Omdat hij over een verstand beschikt dat hem superieur aan andere schepselen maakt, dient hij zijn verantwoordelijkheid te vervullen door zijn verstand te gebruiken. Hij dient te leren kennen wie zijn Schepper is, wat zijn Schepper van hem verwacht en wat zijn verantwoordelijkheden in deze wereld zijn. Dat wil zeggen dat hij zichzelf vragen moet stellen zoals: “Door Wiens macht en wil ben ik naar deze wereld gekomen? Door Wiens barmhartigheid word ik met een zodanige wijsheid geleid? Wiens welwillendheid is het waardoor ik met zo’n mededogen en genade opgevoed en verzorgd wordt?” Waarlijk, de dood is een grote gunst om verlost te raken van deze en dergelijke verantwoordelijkheden en van de plichten in het leven. Het dient als een poort om de negenennegentig van de honderd vrienden in het hiernamaals weer te ontmoeten en met hen te verenigen.