Als Allah behoefteloos is, waarom zijn wij dan geschapen? Hij heeft toch geen behoefte om dienaren te hebben om Hem te aanbidden.


Om deze vraag te beantwoorden moeten we kijken naar het doel achter de schepping van de mens.

“Ik heb de djinns en de mensen geschapen enkel om mij te aanbidden”[1]

Om het doel van de mens te doorgronden zullen we een diepere kijk nemen in de mens zelf.

De twee meest kenmerkende eigenschappen van de mens zijn behoeftigheid en machteloosheid.

De mens is arm en behoeftig. Om te zien heeft hij de zon nodig, om zich te voeden heeft hij eten en drinken nodig, om zich te kleden heeft hij planten en dieren nodig, om te overleven heeft hij het hele universum nodig.

De mens is zwak en machteloos. Hij kan geen van de dingen die hij nodig heeft zelf maken. Hij kan geen zon maken, hij kan geen dieren maken, hij kan geen eens een grassprietje maken.

Ondanks dat de mens behoeftig en machteloos is, wordt hij in al zijn behoeften voorzien. Dit verwijst naar een alwetende, alziende en alhorende Voorziener.

De Schepper die de mens voorziet in al zijn behoeften, heeft aan de mens een besef, een bewustzijn, een redeneringsvermogen, een verstand en een vrije wil gegeven.

Daarnaast heeft Hij de mens een waarschuwer (onze profeet Muhammed (saw) en een leidraad (de Kuran) gestuurd waarin Hij verkondigt dat we niet zonder reden zijn geschapen, dat we ons moeten houden aan bepaalde regels, dat alleen de weg die Hij ons wijst ons zal verzadigen, vervolmaken en ons in Zijn achting zal doen stijgen en dat alle andere wegen ons alleen maar zullen kwellen.

Een van de doelen achter de schepping van de mens is het leren kennen van Allah op deze manier. Dus je machteloosheid inzien, en de Vrijgevige bedanken voor al zijn giften, je behoeftigheid inzien en je onderwerpen in dankbetuiging aan de Almachtige.

Allah de Alwijze heeft de mens bovendien uitgerust met eigenschappen waarmee we Zijn namen en attributen kunnen leren kennen. Zo hebben wij bijvoorbeeld een bepaalde wijsheid, en wanneer we met onze wijsheid de schepping van de Alwijze bestuderen, zien we dat alles wat Hij geschapen heeft met een oneindige wijsheid is geschapen, en leren op deze manier de wijsheid van onze Schepper kennen. Op deze wijze kunnen we uit al het geschapene kennis vergaren over onze Barmhartige Schepper. Aan de hand van deze kennis leren we dat onze Schepper ons goed is gezind, barmhartig is jegens ons en dat Hij zich aan ons kenbaar wil maken door middel van Zijn werken. Hij heeft onze voldoening, geluk, genot, doel, vervolmaking gekoppeld aan het leren kennen van Hem. Uit ontzag voor Zijn grootsheid en uit dankbaarheid voor Zijn barmhartigheid wenden we ons tot Hem op de manier die Hij ons opdraagt.

Zijn weg zal ons in dit leven een doel, geluk, genot, waardering, genoegdoening, spirituele ontwikkeling, rust en gemoedsrust schenken. Zelfs al zou dit aardse leven nog zo zwaar zijn dat we geen dag zonder problemen hebben doorgebracht. Want Hij verkondigt dat dit leven een beproeving is, dat het ware leven in het hiernamaals is, dat de geduldige volgers van Zijn weg in het hiernamaals beloond zullen worden voor hun geduld, ze zullen van bestraffing vrij gesproken worden, en zullen eeuwig gelukkig zijn op een manier die geen hart heeft kunnen dromen.

Ieder mens heeft de kans om Zijn weg te volgen en zodoende in zowel dit tijdelijke leven als het eeuwige hiernamaals gelukkig en voldaan te zijn.

Vanuit dit perspectief is de reden achter de schepping van de mens het leren kennen van Allah, en zich naar de kennis van Allah te gedragen. De schepping van de mens is een eer, privilege en zegening voor de mens.

De schepping van de mens komt dus niet voort uit een behoefte, maar mede door een wens van Allah om zichzelf aan de mens voor te stellen door Zijn namen en attributen te laten zien in Zijn schepping aan het verstandsoog van de mens die zodanig is geschapen dat het deze namen kan herkennen en er genoegdoening uit kan halen. De islamitische geleerde Bediuzzaman Said Nursi legt hierover het volgende uit:

Het grote wonder van Adem (as) met betrekking tot zijn aanspraak op het grote kalifaat is dat hem alle namen werden onderwezen. Allah de Rechtvaardige maakt via de vers “En Hij onderwees Adem al Zijn namen.”[2] het volgende bekend: “O jullie kinderen van Adem! Ik onderwees jullie vader, met betrekking tot zijn aanspraak op het kalifaat ten aanzien van de engelen, bij wijze van een getuigenis voor zijn bevoorrechting alle namen. Aangezien ook jullie zijn kinderen, de erfgenamen van zijn gaven en vaardigheden zijn, dienen jullie alle namen te leren kennen en tegenover alle schepselen de voortreffelijkheid te tonen op basis waarvan jullie gerechtigd zijn ‘het hoogst toevertrouwde’ waardig tot jullie te nemen. Immers, in de kosmos is de weg voor jullie geopend om over al het geschapene heen te klimmen en een hoge, verheven rang te bereiken, opdat zelfs reusachtige schepselen als de aarde dienstbaar aan jullie worden.

Kom op, storm naar voren, hou dan één van Mijn namen vast en stijg verder omhoog! Immers, jullie vader heeft zich eenmaal door de duivel laten misleiden en is tijdelijk van zijn hoge positie vanuit het paradijs naar beneden, omlaag naar de aarde geworpen. Let er goed op bij jullie vooruitschrijding niet de duivel te volgen of ertoe aanleiding te geven je vanuit de hemelen van de wijsheid van Allah omlaag in de grote vergissing van het naturalisme te storten. Verhef van tijd tot tijd jullie hoofden en schenk aandacht aan Mijn namen. Om tot deze hemel op te stijgen, dienen jullie jullie wetenschappen en jullie vooruitgang tot een ladder te maken met behulp waarvan jullie tot Mijn namen, dat wil zeggen de namen van jullie Heer, kunnen bereiken, welke de bron en de waarheid van jullie wetenschappen en jullie volmaaktheid zijn. Bekijk dan jullie Heer met jullie harten door de verrekijker van deze namen.”[3]

Footnotes

  1. ^ De Kuran 51:56
  2. ^ De Kuran 2:31
  3. ^ Bediuzzaman Said Nursi, De Woorden, p. 369-370

Gerelateerde vragen