Indien een persoon als homoseksueel komt te overlijden, wordt hij dan beschouwd als een ongelovige?


In fikh refereren de woorden liwata en sihak naar homoseksualiteit en worden als een van de grote zondes beschouwd. Hieronder zal eerst de Kuranverzen en ehadis omtrent dit onderwerp toegelicht worden en vervolgens zal uitgelegd worden wat de situatie is van een persoon die deze zonde pleegt.

In de Kuran wordt het woord liwata op vierentwintig plaatsen genoemd en worden onkuise handelingen zoals overspel en homoseksualiteit ernstig veroordeeld en wordt er verwezen naar de religieuze en wettelijke verantwoordelijkheden. Ook profeet Muhammed (saw) heeft deze handelingen veroordeeld en laat ons weten dat Allah (swt) hen geen genade zal tonen[1] en hen heeft vervloekt[2]. In een andere hadis wordt de bezorgdheid van ons profeet (saw) als volgt overgeleverd:

“Wat ik het meest vrees is dat mijn ummet datgene (homoseksualiteit) zal doen, hetgeen de bevolking van Lut heeft gedaan.”[3]

Wat betreft de anale relatie tussen man en vrouw, heeft ons profeet dit omschreven als de “kleine liwata” en dit verboden.[4] In een andere hadis worden mannen en vrouwen die in relatie gaan met hun mede-geslacht, uitgedrukt als overspeligen.[5] Het dient dus opgemerkt te worden dat liwata ten uiterste haram is in de Islam en dat hier geen meningsverschil over is. Iemand die het verbod van Liwata ontkent en gelooft dat het toegestaan is in de Islam, spreekt de bovenstaande overduidelijke teksten van de Kuran en hadis tegen en loopt daardoor het gevaar om in ongeloof terecht te komen.

Zoals hierboven is duidelijk gemaakt, wordt in de Islam liwata en sihak sterk veroordeeld en beschouwd als een van de grote zonden. Er zijn zelfs geleerden die liwata en sihak zwaarder meerekenen als haram dan overspel. Ondanks dat liwata en sihak worden beschouwd als een van de grote zonden, is het niet toegestaan om een gelovige die deze zonde pleegt te kwalificeren als ongelovige of grote zondaar, want de aard van iman bestaat uit het bevestigen van het bestaan en de eenheid van Allah (swt) en de openbaringen die door middel van onze profeet Mohammed (saw) zijn gezonden. Daden (handelingen) zijn geen onderdeel van de pilaren van iman. Dus iemand die een handeling uitvoert die tegenstrijdig is met het goddelijke gebod, behoudt zijn iman. In de verzen waar de woorden iman en daden worden genoemd, zijn de twee woorden door middel van voorwaardelijke voegwoorden (zoals als, indien) en nevenschikkende voegwoorden (zoals, en, of) in één vers opgenoemd. Dit betekent dat de twee woorden afzonderlijk van elkaar zijn.[6] Bovendien wordt in een ander vers verteld dat degenen die een grote zonde hebben gepleegd, zoals het doden van iemand, op een gelijkwaardige manier bestraft zullen worden (kisas), maar toch als een gelovige worden benoemd.[7]

Een grote zondaar zou logischerwijs als een gelovige moeten worden geaccepteerd. Zo iemand beschouwt zijn handeling die in tegenstrijd is met het goddelijke gebod niet als halal. Integendeel, hij of zij handelt zo door godvergetelheid, slechte gewoontes, egoïstische verlangens (verlangens van de nefs), extreme woede en soortgelijke redenen, maar heeft altijd de hoop dat het vergeven zal worden.

Dus iemand die de zonde van liwata of sihak pleegt, zal een grote zonde hebben gepleegd, maar zal niet als een ongelovige worden beschouwd zolang hij/zij gelooft dat dit haram is binnen de Islam. Allah (swt) geeft duidelijk aan in de Kuran dat Hij (swt) alle zondes buiten shirk kan vergeven welke Hij (swt) wil.[8]

Hoewel de zonde van liwata en sihak niet leiden tot ongeloof, maakt elke zonde, hoe klein deze ook is, de weg vrij voor ongeloof. Deze zal van een worm uitgroeien tot een slang die aan het hart knaagt, tenzij die zonde snel wordt weggevaagd door de vergeving van Allah (swt) op te zoeken. Zo zal een man die in het geheim een schandelijke zonde begaat, bang zijn voor de schande die daaruit voortvloeit als anderen zich daarvan bewust worden. Het bestaan van engelen en geestelijke wezens zal dus moeilijk voor hem te verdragen zijn, en hij zal ernaar verlangen het te ontkennen, zelfs bij de minste aanwijzing daarvoor. Evenzo zal iemand die een grote zonde pleegt die de kwelling van de hel verdient, het niet-bestaan van de hel van harte verlangen, en wanneer hij de dreiging van het hellevuur hoort, zal hij het durven te ontkennen op grond van een lichte aanwijzing en twijfel, tenzij hij het schild van bekering opneemt en vergeving zoekt.[9]

Ter conclusie: iemand die vanuit zijn hart gelooft dat liwata en/of sihak toegestaan is in de Islam loopt het gevaar om in ongeloof terecht te komen. Degene die deze zonde pleegt zal niet terecht komen in ongeloof, wel begaat hij/zij een grote zonde waarvoor hij de vergiffenis van Allah (swt) moet vragen. Er dient dus een onderscheid gemaakt te worden tussen iemand die het verbod op liwata en/of sihak ontkent en iemand die deze zonde pleegt, maar wel gelooft in het verbod.

Footnotes

  1. ^ Zie Tirmidhi, Rada 12
  2. ^ Zie Musned, I:317
  3. ^ İbn Madje, Hudud 12; Tirmidhi, Hudud 24
  4. ^ Zie İbn Madje, Nikah 29; Ebu Dawud, Nikah 45; Tirmidhi, Taharat 102
  5. ^ Zie Shewkani, VII:131
  6. ^ Zie De Kuran 2:25; 4:124
  7. ^ Zie De Kuran 2:178; 49:9
  8. ^ Zie De Kuran 4:48, 116
  9. ^ Bediüzzaman Said Nursi, De Flitsen, (Istanbul: Envar Neşriyat: 19996), p. 9

Gerelateerde vragen