Als Allah alles heeft geschapen, wie heeft dan Allah geschapen?


Dezelfde vraag werd ook aan de boodschapper van Allah (saw) gesteld door hen die deelgenoten toekenden aan Allah. Naar aanleiding van deze vraag heeft Allah, middels aartsengel Djibril (as), als antwoord soera el-Ikhlas geopenbaard. Met deze soera worden alle vormen van het toekennen van deelgenoten aan Allah ontkracht en worden alle gradaties van de goddelijke eenheid op de mooiste manier uitgelegd en bewezen. De gezegende profeet Muhammed (saw) heeft daarna aanbevolen iedereen die deze vraag stelt te beantwoorden met dit Kuranische hoofdstuk.[1]

Ook wij zullen deze vraag beantwoorden met deze soera, zoals aanbevolen door de boodschapper van Allah (saw). Allah de Verhevene geeft Zichzelf in soera al-Ikhlas als volgt te kennen aan Zijn dienaren:

Zeg: “Hij is Allah, de Enige (Ehad). Allah, de Zelfvoorzienende (Samed). Hij heeft niet verwekt, noch is Hij verwekt. Niemand is aan Hem gelijkwaardig.”[2]

Deze soera is de meest omvattende en mooie uitleg over het bestaan en de éénheid van Allah en dat Hij geen deelgenoten en gelijkwaardige aan Hemzelf heeft. Deze soera in de verheven Kuran is min of meer een samenvatting omtrent de eenheid van Allah. De andere verzen in de Kuran omtrent de eenheid van Allah zijn in een ander opzicht een uitleg van deze soera.

Zeg: “Hij is Allah, de Enige.

Het woord “Allah” in dit vers verwijst naar Zijn bestaan zelf. Het woord Ehad verwijst ernaar dat Hij geen gelijke heeft. Hier moet even aangeduid worden dat het gezegende woord Ehad hier geen telwoord is en niet één betekent, maar de betekenissen heeft van ‘absoluut één’, ‘één en enkel’, ‘enkel zonder deelgenoten’ en ‘alles buiten Allah is geschapen’.

Het geeft aan dat Allah de Verhevene in Zijn bestaan één is, dat Zijn verheven hoedanigheid op geen enkele andere hoedanigheid lijkt en dat Hij verheven is boven alle begrippen zoals plaats, tijd, lichaam en alles wat met een lichaam te maken heeft.

Iemand die Allah de Verhevene kent in de hoedanigheid van Ehad zal meteen begrijpen wat voor een ongepaste vraag “Wie heeft Hem geschapen?” is. Een gelovige die Hem op deze wijze kent, zal door geen enkele waangedachte of influistering achterdochtig worden of in twijfel raken.

Allah, de Zelfvoorzienende.

Oftewel, Hij is onafhankelijk en heeft absoluut niets of niemand nodig, maar alles heeft Hem nodig. Hij is de enige bron van waaruit alle vragen en wensen beantwoord worden en alles in hun behoeftes voorziet.

Hij heeft niet verwekt, …

Oftewel Allah, Die Enig en Zelfvoorziend is, is verheven van het hebben van kinderen, het baren ervan en is niet onderhevig aan veranderingen. Omdat Allah de Verhevene Enig en Zelfvoorziend is, is Hij niet aan ontbinding onderhevig. Geen enkel stukje, eigenschap of materie komt los, breekt af of scheidt af. Hij behoort tot geen enkel geslacht of soort en heeft geen gelijke. Hij heeft geen enkele behoefte of tekortkoming. Alles wat in Zijn kennis is, komt tot bestaan met Zijn wil. Hij zegt “Wees” en het is er.[3] Omdat Allah, de Enige en Zelfvoorzienende, niet onderhevig is aan ontbinding, is het onmogelijk dat er vanuit Zijn bestaan een andere Allah tot stand kan komen. Hij schept de schepping met Zijn kennis, wil en kracht. Dat de schepping die Hij schiep gelijk is aan Hem of krachtiger is dan Hem is onmogelijk.

…, noch is Hij verwekt.

Oftewel, Hij is niet door een ander gebaart, Hij is niet later tot stand gekomen. Hij heeft geen begin en is pre-eeuwig. Een periode zonder Zijn bestaan is ondenkbaar. Dit vers verwerpt elke vorm van vaderschap, moederschap en dat Hij door een ander gebaart zou zijn. Het verwerpt de drie-eenheid van de theologische opvatting in veel takken van het Christendom en elke andere vorm van zoonschap.

Niemand is aan Hem gelijkwaardig."

Elmalılı Muhammed Hamdi Yazır (rahimehullah) zegt in de uitleg van dit vers het volgende:

“Noch was er iets of iemand voor Hem die Hem heeft gebaard, noch zullen zij die gebaart en geboren worden aan Hem gelijk zijn. Voor wat betreft roem en waarde bestaat er niets of niemand die aan Hem gelijk is. Voor wat betreft Zijn bestaan en kenmerken zijn er absoluut geen gelijkwaardige en gelijkende aan Hemzelf en heeft Hij geen partner, vriend, deelgenoot of concurrent die Hem tegen kan werken of zich met Hem kan verenigen. Zoals het niet in het verleden is gebeurd, zal het ook niet in de toekomst gebeuren. Er is buiten Hem niets waarvan het bestaan noodzakelijk is. Als het niet in het verleden was, is het ook onmogelijk in de toekomst. Er is geen behoefte om hierop de aandacht te vestigen, want alles wat een begin heeft, is onderhevig aan verandering, wordt geschapen en kan derhalve niet aan Hem gelijkwaardig en gelijkende zijn. Want datgene wat een begin heeft, is en blijft een schepsel; hoeveel perfectie men er ook aan toekent.”[4]

Zoals in de vorige verzen van soera el-Ikhlas alle gradaties omtrent de éénheid zijn samengevat, zo verwerpt dit vers eveneens alle denkbare toekenningen van deelgenoten aan de Verheven Waarachtige en gelijkende in Zijn bestaan, deelgenoten in Zijn daden en gelijkwaardige in Zijn kenmerken.

Na een korte uitleg van de bovengenoemde soera te hebben gegeven, lijkt het ons nuttig om in antwoord op de vraag het volgende ook toe te lichten.

De Schepper van het bestaan is alleen en alleen Allah, Wiens bestaan noodzakelijk en pre-eeuwig en eeuwig is. Hij is Degene die geen gelijken heeft in Zijn bestaan en Zijn kenmerken. Voorzeker kan deze vraag voor de Heer niet gevraagd worden. Want de vraag “Wie heeft het geschapen?” kan alleen gesteld worden aangaande de schepselen. Allah de Verhevene is Ehad, één en heeft geen gelijke in Zijn bestaan. Allah de Verhevene is Samed, Hij is zelfvoorzienend. Alles is vanaf de schepping, de voortgang, het voortbestaan, de aansturing en de voorzorg op elk moment afhankelijk van Hem. Om een dergelijke vraag te stellen over Hij Die Ehad en Samed is, geeft aan dat men Hem niet kent en niets over Hem weet.

Allah de Verhevene is vrij van baren en gebaard worden. Hij Die pre-eeuwig en eeuwig is en van Wie niets te bedenken is wat machtiger is dan Hem, hoe kan dan gedacht worden dat de Heer door het toedoen van een ander tot stand is gekomen?

Allah de Verhevene heeft geen gelijken of gelijkwaardige aan Hemzelf. Noch in Zijn Goddelijkheid, noch in Zijn heerschappij, noch als Aanbedene, noch als Schepper en noch als Heerser is het onvoorstelbaar te denken dat er iets of iemand is die gelijk is aan Hem. Iemand met ook maar een greintje verstand weet dat een dergelijke tegenstrijdige vraag omtrent een dergelijke Heer niet gesteld kan worden.

Jazeker in de vraag “Wie heeft Allah geschapen?” is er een duidelijke tegenstrijdigheid aanwezig. Het is als volgt: het bestaan van Allah de Verhevene is op zichzelf staand. Hij is pre-eeuwig en eeuwig. Hij heeft geen gelijke en gelijkende aan Hemzelf. Wanneer men nu een schepping toekent aan een Heer Die alles schept en van Wie alles afhankelijk is, komt de tegenstrijdigheid tevoorschijn. De waarheden zouden dan in tegenstellingen moeten veranderen.

“Inderdaad, er is consensus over dat het veranderen van de waarheid onmogelijk is. En binnen het onderwerp ‘het veranderen van de waarheid’ is het meest onmogelijke dat iets in zijn tegendeel veranderd. En binnen het onderwerp ‘het veranderen van iets in zijn tegendeel’ is zeer zeker duizendmaal onmogelijk dat iets van aard niet zal veranderen, maar tegelijkertijd het tegendeel zal zijn.”[5]

Wanneer men deze vraag vanuit dit aspect bekijkt, komen de volgende tegenstrijdigheden naar voren: wanneer men inbeeldt dat Allah de Verhevene geschapen zou zijn, dan zou deze Heer tegelijkertijd pre-eeuwig en achteraf geschapen, tegelijkertijd de Schepper en een schepsel, tegelijkertijd oneindig machtig en absoluut machteloos zijn, dus kort gezegd moet Hij dan tegelijkertijd de perfecte eigenschappen van Zijn goddelijkheid en tegelijkertijd de oneindige tekortkomingen van Zijn schepping bezitten.

Zoals deze vraag oneindige tegenstrijdigheden bevat, bevat het ook talloze onmogelijkheden. We zullen genoegen nemen om hier alleen de ‘onmogelijkheid van successie’ toe te lichten. Als we ons een moment een dergelijke vraag over Allah, Wiens bestaan noodzakelijk is, inbeelden, dan eindigt die vraag niet daar. Oftewel als we ons inbeelden dat Allah de Verhevene een schepper heeft, dan moet die schepper ook weer een schepper hebben en die ook en zo blijven we doorvragen. Een dergelijke vraag blijft doorgaan tot in het oneindige. In dit geval is de essentie van deze vraag onmogelijk, het berust op een onmogelijkheid en een dergelijke vraag is irrelevant.


Laten we nog enkele voorbeelden geven waaruit blijkt dat een dergelijke successie onmogelijk is:

Laten we ons een trein inbeelden met een stuk of tien wagons. Elke wagon wordt weer getrokken door de volgende wagon en uiteindelijk komen we aan bij de locomotief. Nu kan niet meer gevraagd worden “Wat trekt dan de locomotief?”, want als er niet een locomotief is die trekt en zelf niet getrokken wordt, wordt de ordening verstoord en komt er geen beweging tot stand.

Op dezelfde wijze als we nu vragen hoe suiker gemaakt wordt, zal men zeggen dat het wordt gemaakt door de suikerfabriek. Als we nu vragen waar de machines in die suikerfabriek gemaakt zijn, zullen we uitkomen bij een werkplaats. Als we vervolgens niet uitkomen bij de kennis, wijsheid en macht van een persoon, dient men te vragen wie dan weer die machines heeft gemaakt en zo blijft het opeenvolgend doorgaan.

Zo ook is een appel, als we het zo mogen zeggen, gemaakt door de ‘appelboomfabriek’. Deze boom is gemaakt in de werkplaats, de fabriek van het bestaan. Als men nu de creatie van de appelboom en het bestaan niet toekent aan een bezitter van oneindige kennis en macht, dan dient de fabriek van het bestaan weer gemaakt te zijn in een fabriek en die fabriek weer in een andere fabriek en zo loopt men vast in de opeenvolging.

En zo krijgt een soldaat zijn orders van een korporaal. Een korporaal weer van een luitenant en uiteindelijk krijgt de generaal zijn orders van een sultan. Nu kan men niet vragen “Van wie krijgt de sultan dan zijn orders?”, want als de sultan weer zijn orders krijgt van iemand anders, valt hij terug in de rang van een soldaat en is de bevelhebber de sultan. Zodoende is die ene persoon niet de sultan als er over hem gevraagd kan worden: “Van wie krijgt de sultan zijn bevelen?” Als we het over de sultan hebben, dan hebben we het over een heerser die bevelen geeft, maar zelf geen bevelen krijgt.

Uit al deze voorbeelden wordt duidelijk dat het ontstaan van het bestaan moet worden toegekend aan de wijsheid, de kennis en de kracht van Allah Wiens bestaan, namen en eigenschappen pre-eeuwig en eeuwig zijn.

Zij die de verloochende vraag stellen: “Wie heeft Allah geschapen?”, weten niet dat successie onmogelijk is en laten blijken dat zij met hun ego een demagogie bedrijven.

  1. ^ Hak Dini Kuran Dili, 9/6272; Fahruddin Er-Râzi, Tefsir-i Kebir Mefâtihu’l-Gayb, Akçağ Yayınları: 23/554-555.; Suyûtî, Lübâbun-Nukûl, 11,199-211; Alusi, XXX, 270-27I.
  2. ^ De Kuran 112:1-4
  3. ^ Elmalılı Hamdi Yazır, H.D.K.D., Cilt 9, p. 6321
  4. ^ Elmalılı Hamdi Yazır, Ibid p. 6333
  5. ^ De Woorden, Het Tiende Woord

Gerelateerde vragen