De Islam en milieu


Allah de Almachtige zegt dat Hij alles om ons heen ten behoeve van de mensen heeft geschapen. Om op de juiste manier onze dankbaarheid te kunnen uiten, dienen we ons bewust te zijn van het feit, dat dit alles tijdelijk aan ons is toevertrouwd en dat wij zodoende het milieu met verantwoordelijkheidsbesef dienen te benaderen. Het tonen van minachting voor het milieu, het vernietigen en het verkwisten ervan, is een blik van ondankbaarheid, waardoor uiteindelijk wijzelf onder zullen lijden. Allah de Almachtige zegt het volgende:

“Het verderf is op het vasteland en op zee zichtbaar geworden door wat de handen van de mensen ten uitvoer brengen, zodat Hij hun een gedeelte van wat zij hebben verricht doet proeven; hopelijk zullen zij terugkeren.”[1]

Allah de Almachtige heeft eveneens het volgende verkondigd:

“En Hij heeft de hemel opgeheven en Hij heeft de weegschaal geplaatst. Opdat jullie het evenwicht niet verstoren.”[2]

De mensen zijn echter niet gehoorzaam geweest en nu betalen zij daarvoor de prijs. Een moslim heeft rust en schoonheid in zijn hart en dat straalt hij uit naar anderen. Om schade aan anderen te voorkomen is hij voorzichtig in zijn omgang met andere mensen, met dieren, met planten en zelfs met niet-levende wezens.

Op een dag passeerde langs onze leermeester, de boodschapper van Allah (saw), een begrafenisstoet, waarop hij zei: “Of hij heeft rust bereikt, of anderen zijn van hem verlost.” De metgezellen vroegen: “O Boodschapper van Allah, wat bedoelt u met ‘Of hij heeft rust bereikt, of anderen zijn van hem verlost” De Boodschapper van Allah zei: “Wanneer een gelovige overlijdt, wordt hij verlost van de vermoeienissen en de zorgen van de wereld en bereikt hij de genade van Allah. Wanneer een zondaar, een kwaadaardig persoon overlijdt, worden de mensen, de landen, de bomen en de dieren van hem verlost en vinden zij rust.”[3]

Mensen dienen altijd en overal zaken die anderen last veroorzaken te vermijden. Het past niet bij de menselijke waardigheid om het land, het water, de lucht en de landschap van de steden en de dorpen waarin we leven te vervuilen. Dit zou betekenen dat we noch om onszelf, noch om anderen geven.

Een moslim is zich ervan bewust dat anderen last kunnen hebben van zijn rommel en dat de natuurlijke schoonheid van de natuur hierdoor wordt bedorven. Hij beschouwt het als een vereiste voor vroomheid om ervoor te zorgen dat zijn vuil, zoals schillen, pitjes, flessen, blikjes, papier en verpakkingen, waar andere mensen en dieren last van kunnen hebben, niet op straat of op de picknickweide terechtkomt. Profeet Muhammed (saw) informeerde ons dat het verwijderen van een tak of een doornstruik van de weg als het laagste niveau van geloof kan worden beschouwd[4] en zei dat Allah niet houdt van degenen die anderen overlast aandoen. Muaz ibn Enes (ra) verhaalt het volgende: “Ik was op een militaire expeditie met de boodschapper van Allah (saw). De soldaten vernauwden het kampeerterrein en blokkeerden de weg. Hierop stuurde de profeet (saw) een omroeper, die hij het volgende tegen de soldaten liet zeggen: “Degene die een plaats beperkt of een weg blokkeert (ofwel een gelovige last bezorgt); voor hem is er geen [beloning van de] djihad.”[5]

Hier verkondigt de eerbiedwaardige boodschapper (saw), hoe verkeerd het is om plekken en straten onnodig te blokkeren en dienaren van Allah lastig te vallen. Degenen die zo handelen zullen hun goddelijke beloningen verliezen. Om deze reden dient iedere hinder veroorzakende daad te worden vermeden, zoals het lukraak vervuilen, in het openbaar spugen, fout parkeren of het plaatsen van dingen op de weg die het passeren bemoeilijken. De moslims hebben getracht om behalve mensen ook dieren niet lastig te vallen; ze zijn hen zelfs van dienst vanwege het simpele feit dat ook zij schepselen van Allah zijn. De beroemde Franse schrijver Montaigne vertelt dat “Turkse moslims zelfs stichtingen en ziekenhuizen voor dieren hadden gebouwd.” Guer, een Franse advocaat die in de 17de eeuw door het Ottomaanse Rijk heeft gereisd, vertelt over een dierenhospitaal voor zieke honden en katten in Damascus. Over dit soort stichtingen informeert Prof. Dr. Sibai ons het volgende: “Volgens de oude traditie voor stichtingen waren er plaatsen waar zieke dieren werden verzorgd en waar ze konden grazen. Het Groene Veld (vandaag de dag het stadsplein in Damascus) was een gedoneerd grasveld voor het voeren van lastdieren, die vanwege de afname van hun werkkracht niet meer konden werken, waardoor hun eigenaars niet meer in staat waren om ze te voeden. Deze dieren graasden daar totdat zij stierven. Onder de Stichtingen van Damascus waren er plaatsen waar katten konden eten, slapen en rondlopen; dagelijks konden honderden katten hun voedsel op die plaatsen verkrijgen.”

De religie van de Islam, die zoveel belang hecht aan levende wezens, behandelt natuurlijk eveneens de flora uiterst zorgzaam. De eerbiedwaardige boodschapper (saw) zei:

“Indien één van jullie een kiemplant in zijn hand heeft en de Dag des Oordeels aanbreekt, laat hem deze, als hij dat kan, voor het einde van de wereld planten!”[6]

Ebu Derda (ra), één van de vooraanstaande metgezellen, was in Damascus een boom aan het planten. Iemand naderde hem en liet hem zijn verbazing blijken door te zeggen: “Houd jij, een metgezel van de profeet, jezelf bezig met het planten van bomen” Ebu Derda (ra) antwoordde hem: “Wacht even, veroordeel mij niet te snel! Ik hoorde de eerbiedwaardige boodschapper (saw) zeggen dat “Als iemand een boom plant en iemand of ieder willekeurig schepsel van Allah van zijn vruchten eet, geldt dat als een sadaḳa (aalmoes) voor degene die de boom heeft geplant.”[7]

De eerbiedwaardige boodschapper (saw) verbood het kappen van cederbomen in de woestijn, waaronder reizigers en dieren immers schaduw kunnen vinden, en hij heeft degenen die deze bomen kappen vervloekt.”[8]

De eerbiedwaardige boodschapper (saw) heeft naast Mekka eveneens de steden Medina en Taïf heilig en onschendbaar verklaard en zodoende verboden om daar bomen te kappen, vegetatie te beschadigen en te jagen.[9] Over het grasland van de stam Beni Harise, zei hij: “Een ieder die in dit veld een boom kapt, moet daarvoor weer één boom planten!”[10]

Door steeds te adviseren om het landschap en het milieu te beschermen, bracht De eerbiedwaardige boodschapper (saw) een gemeenschap voort die zich jegens alle schepsels vriendelijk en respectvol gedroeg. Dit wordt duidelijk zichtbaar door de toespraak die de eerste kalief Ebu Bekr (ra) voor zijn soldaten heeft gehouden, die op het punt stonden om op een militaire expeditie te gaan: “Verraad niet, plunder de oorlogsbuit niet, onderdruk niet, vermink niet; dood geen kinderen, ouderen en vrouwen! Kap geen dadelbomen en verbrand ze niet. Kap geen vruchtdragende bomen; slacht geen schapen, koeien en kamelen anders dan datgene waarvan jullie willen eten! Jullie zullen mensen tegenkomen die zichzelf in kloosters hebben opgesloten en met aanbidding bezig zijn; laat hen alleen met hun aanbidding”[11][12]

Footnotes

  1. ^ De Kuran 30:41
  2. ^ De Kuran 55:7-8
  3. ^ Sahih Bukhari, Rikak 42
  4. ^ Sahih Muslim, Iman 58
  5. ^ Sunan Ebu Dawud, Djihad, 88/2629
  6. ^ Musned Ahmed ibn Hanbel, III 191, 183
  7. ^ Musned Ahmed ibn Hanbel, VI 444
  8. ^ Sunen Ebu Dawud, Edeb 158-159/5239
  9. ^ Sunen Ebu Dawud, Menasik, 96; M. Hamidullah, İslam Peygamberi (Profeet van Islam), Istanbul 2003, I, 500; a.mlf., el-Wesaik, Beiroet 1969, p. 236-238, 240; Ali Rıza Temel, “İslam’a Göre İnsan Çevre İlişkisi” (De Relatie tussen Mens en Milieu volgens de Islam, İnsan ve Çevre (Mens en Milieu), p. 77.
  10. ^ Belazuri, Futuh el-Buldan, Beiroet 1987, p. 17; İbrahim Canan, İslam ve Çevre Sağlığı (Islam en Milieuhygiëne), İstanbul 1987, p. 59-60.
  11. ^ Sunan el-Beyhaki, el-Sunen el-Kubra, IX 85; Ali el-Muttaqi, Kenz el-Ummāl, no: 30268; Ibn el-Esir, el-Kamil fi el-Tarikh, Beiroet 1987, II, 200
  12. ^ De Laatstee Hemelse Religie: Islam, Dr. Murat Kaya

Gerelateerde artikelen