De toewijzing van een gedeelte van de erfenis aan de vrouwen in de Kuran.


Dit onderwerp toont de tekortkomingen van de hedendaagse beschaving tegenover de wonderbaarlijkheid van de Kuran. Het zijn twee voorbeelden te midden van duizenden die bewijzen hoe onterecht de wetten van de hedendaagse beschaving zijn, welke de Kuran trachten te weerspreken.

Zo bevat het oordeel van het vers

[1]فَلِلذَّكَرِ مِثْلُ حَظِّ اْلاُنْثَيَيْنِ

absolute gerechtigheid en tegelijkertijd zuivere barmhartigheid.

Inderdaad, het is rechtvaardigheid. Aangezien de overweldigende meerderheid van de mannen een vrouw als levensgezellin neemt en daarmee ook de verantwoordelijkheid op zich neemt om voor haar te zorgen. Echter, een vrouw gaat naar een man in haar hoedanigheid als levensgezellin, belast hem met de zorgen voor haar levensonderhoud en compenseert op deze wijze het gebrek in wat zij heeft geërfd.

Tegelijkertijd is het ook een vorm van barmhartigheid, want het gevoelige karakter van een meisje heeft in hoge mate shefkat nodig van haar vader en broers. Volgens het oordeel van de Kuran ontvangt dat meisje van haar vader een shefkat zonder zorgen. Hij ziet haar niet als een problematisch kind, dat uit zijn handen de helft van zijn erfenis (als haar erfdeel) in handen van een vreemdeling overdraagt. Zodoende vermengt shefkat zich niet met bezorgdheid en woede, en ook zo ontvangt dat meisje de genegenheid en de bescherming van haar broer zonder gedachten van rivaliteit en afgunst. Hij behoeft haar, zijn zus, niet met de ogen van een rivale te zien die de helft van het eigendom van zijn familie te gronde richt en een belangrijk gedeelte van zijn bezit uit haar hand aan een andere hand zal overgeven. Zodoende zal zich in deze shefkat en deze bescherming geen afkeer en geen vijandigheid mengen.

Dit van natuur gracieuze, vanuit haar aard kwetsbaar en gevoelig meisje wordt ogenschijnlijk een beetje benadeeld, echter in plaats daarvan wint zij een onuitputtelijke rijkdom aan liefde en vriendelijkheid van al degenen die in haar nabijheid vertoeven. Dus het meer geven dan wat haar eigenlijk toekomt, vanuit de opvatting haar zo meer barmhartigheid te betonen dan de barmhartigheid van de Waarachtige, is geen barmhartigheid, maar een groot onrecht. Zo kan inderdaad de wilde begeerte, de grote hebzucht van onze tijd een herinnering aan de duidelijke wreedheid van Asr-ı Djahiliye in ons wakker roepen, het tijdperk toen meisjes nog uit wilde hoogmoedigheid levend werden begraven en de weg naar meedogenloosheid zonder erbarmen was geopend. En zo bevestigen, evenals het hiervoor genoemde vers, alle verzen uit de Kuran met hun oordelen het volgende gebod:

[2]وَمَا اَرْسَلْنَاكَ اِلاَّ رَحْمَةً لِلْعَاَلمِينَ

Het volgende onderwerp

[3]فَلِاُمِّهِ السُّدُسُ

Zoals de lage beschaving een groter aandeel dan het rechtmatige aandeel geeft aan de dochter en daarmee grote onrecht begaat, zo begaat zij een veel groter onrecht, omdat zij de moeder niet haar rechtmatige aandeel geeft dat haar volgens de islamitische wetgeving wel toekomt.

Inderdaad, het is de shefkat van de moeder welke de meest eervolle, de meest aangename, de meest subtiele en de meest lieflijke verschijning van de goddelijke barmhartigheid is, en het is te midden van de waarheden van het heelal de meest respectabele en de meest eervolle waarheid. Een moeder is als zodanig een vrijgevige, genadevolle en tot ieder offer bereide vriendin, die vanuit deze shefkat haar hele wereld, haar hele leven en haar rust voor haar kind kan opofferen.

Een angstige kip, die zich op het meest eenvoudige niveau van moederschap bevindt, zal bij wijze van expressie van een kleine verschijning van deze shefkat, tegen een hond opspringen of zichzelf voor een leeuw werpen teneinde haar jong te verdedigen.

Een moeder, draagster van een zo eervolle en zo verheven waarheid, ontnemen van het eigendom van haar kind, is een dermate verschrikkelijke vorm van ongerechtigheid, een zo vreselijk gebrek aan eer, een zo hoge verwoestende belediging tegenover die respectabele waarheid en een zo grote vorm van ondankbaarheid ten opzichte van de goddelijke genade, welk de troon van de barmhartigheid dientengevolge laat wankelen. Ware oprechte mensen begrijpen direct dat dit een toevoeging van gif is aan de stralende, batende heildrank van het sociale leven, terwijl menselijke monsters, die beweren dat de liefde voor de mensheid hen aan het hart zou liggen, dat niet kunnen begrijpen. Immers, de oprechte mensen beseffen dat het gebod van de Kuran فَلِاُمِّهِ السُّدُسُ absoluut terecht en de zuiverste vorm van gerechtigheid is.[4]

Footnotes

  1. ^ “Dan zal de man evenveel als het aandeel van twee vrouwen ontvangen.” - De Kuran 4:176
  2. ^ “En Wij hebben jou [Muhammed] niet gezonden dan bij wijze van genade voor de werelden.” - De Kuran 21:107
  3. ^ “Dan is een zesde deel voor zijn moeder.” - De Kuran 4:11
  4. ^ Bediuzzaman Said Nursi, De Brieven p. 70-72

Gerelateerde artikelen