Wat is de wijsheid van het vasten ten aanzien van het tonen van dankbetuiging jegens de gunsten van Allah?


Het zou zeer zeker dwaas zou zijn om aan de bediende die de gunsten van de padishah aan jou brengt een fooi te geven, maar de padishah die deze gunsten met die bediende naar jou heeft gestuurd niet te gedenken en daarmee deze gunsten als waardeloos te beschouwen. Het is eveneens een grote dwaasheid om aan Allah, Die voor de mensen talrijke verschillende gunsten overal op de aarde heeft voorbereid, geen dank te tonen. De ogenschijnlijke oorzaken waarmee en waardoor wij de gunsten van Allah krijgen dienen als bediendes. Wij betalen deze bediendes een bepaalde prijs en betuigen hen als het ware onze dank. Onze dank en ontzag voor deze bediendes stijgen soms ver boven de vereiste uit, terwijl Allah de enige is Die de dankbetuiging waardig is, omdat Hij de ware schenker van die gunsten is. Wat nu het betuigen van dank aan Hem betreft, dit kan alleen gerealiseerd worden door te beseffen dat deze gunsten van Hem afkomstig zijn, door de kostbaarheid ervan te waarderen en door de eigen behoefte eraan in ogenschouw te nemen.

Zo is dan het vasten in de gezegende maand Ramadan de sleutel tot een ware, oprechte, krachtige en alomvattende dankbetuiging. Immers, buiten de maand Ramadan zijn de meeste mensen nauwelijks in staat om de waarde van de vele gunsten te beseffen, omdat zij zich niet in een dwangmatige situatie bevinden en de echte honger niet ervaren. Voor degenen die verzadigd zijn en in het bijzonder voor degenen die rijk zijn, is de waarde achter de begunstiging van een stukje droog brood niet te bevatten. Echter, op het moment van het breken van het vasten getuigt het smaakvermogen dat een stukje droog brood in de ogen van een gelovige een waardevolle gunst van Allah is. Dus, via het begrijpen en het beseffen van de waarde van een dergelijke gunst, lukt het iedereen, vanaf de padishah tot de allerarmsten, gedurende de gezegende maand Ramadan in een toestand te verkeren waarin hij zijn dankbetuiging aan Hem betoont.

En omdat hij gedurende de dag niets mag eten, krijgt hij de gedachtegang: “Deze gunsten en gaven zijn niet mijn eigendom. Ik ben niet vrij deze naar mijn wens te nuttigen. Dus, zij zijn het eigendom en het geschenk van een ander. Ik wacht op Zijn bevel.” en hij beseft hiermee dat deze gunsten daadwerkelijk een geschenk zijn en verkeert zodoende in een toestand waar hij zijn dankbetuiging aan Hem betoont. Inderdaad, zo dient het vasten vanuit vele opzichten als een sleutel tot dankbetuiging, die in feite tot de primaire taken van de mens behoort.[1]

Footnotes

  1. ^ Zie Bediuzzaman Said Nursi, De Brieven, p. 625-626

Gerelateerde vragen