Kunnen baby's engelen zien?


Aangezien engelen van licht geschapen en immateriële en spirituele wezens zijn, zullen ze niet met hun werkelijke identiteit en ware aard voor het menselijke oog te zien zijn. Onze gezichtsvermogen is niet op een manier geschapen om de ware aard van engelen te kunnen zien.

Jonge kinderen en baby's zijn zich niet bewust van de ware aard van engelen. Omdat engelen en de zielen van overleden personen zich in andere werelden bevinden, is het voor de mensen, die in onze wereld leven, niet mogelijk om engelen met hun werkelijke identiteit en ware aard te zien. Dus, het is niet mogelijk voor baby’s en kinderen om de ware aard van engelen aan te schouwen.

En wat de verschijningen van hen betreft, het kan als volgt samengevat worden:

Indien een gedaante uit licht bestaat, kan zij op talrijke plaatsen via talloze weerspiegelingen aanwezig zijn en daar verschijnen. De verschijning van een gedaante bezit dezelfde karakteristieke eigenschappen als zijzelf. Zij wordt als één en hetzelfde wezen beschouwd, zij is geen ander. Evenals de weerspiegelingen van de zon haar licht en haar warmte uitstralen, zo zijn ook de weerspiegelingen van de geestelijke wezens als de engelen in alemul-misal daaraan gelijk en stralen deze hun persoonlijke eigenschappen uit. Echter, hun weerspiegeling komt overeen met de eigenschappen van de weerspiegelende achtergrond. Zoals Djibrīl (as) voor de metgezellen van profeet Muhammed (saw) in de gedaante van Dihya (ra) verscheen, verscheen hij op hetzelfde moment ook op duizenden andere plaatsen in verschillende vormen en gedaantes en deed tegelijkertijd sudjūd voor arshul-azam met zijn geweldige vleugels die van het westen tot aan het oosten spannen. Zijn verschijning toonde zich in overeenstemming met de eigenschappen van iedere weerspiegelende achtergrond en was tegelijkertijd op duizenden plaatsen aanwezig.[1] Dus, het is mogelijk voor baby’s en kinderen om de engelen, die in de gedaante van mens of van een andere schepsel verschijnen, aan te schouwen.

Footnotes

  1. ^ Bediuzzaman Said Nursi, De Brieven p.551

Gerelateerde vragen