Waarom wil de Koran van ons dat wij kijken naar de kameel, naar de lucht, naar de bergen en naar de aarde?


In verschillende verzen trekt de Koran de aandacht van de mens naar de geweldige kunstwerken, omdat de mens deze continu aanschouwt, daaraan gewend is geraakt en daarom deze verwaarloosd door ze voor lief te nemen.

Een voorbeeld daarbij: in de Koran wordt de mens gevraagd om naar de schepping van de kameel, de lucht, de bergen en de aarde te kijken:

Kijken zij dan niet naar de kamelen, hoe zij zijn geschapen, en naar de hemel, hoe hoog zij is verheven, en naar de bergen, hoe stevig zij zijn opgericht en naar de aarde, hoe vlak zij is uitgespreid?[1]

We laten de diepe betekenissen van de betreffende verzen over aan de tafsīr boeken om vervolgens kort te verwijzen naar de vormgelijkenissen tussen deze schepselen die zijn aangeboden voor onze beschouwing.

Degene, die de bult van een kameel op zijn rug verhoogt, is tevens Degene die de bergen op het aardoppervlak, net zoals een bult, naar boven trekt. Ook de lucht in de vorm van een koepel boven het aardoppervlak doet denken aan een bult.

In het desbetreffende vers wordt de aandacht van de mens eerst naar de kameel, daarna naar de lucht, vervolgens naar de bergen en uiteindelijk naar het aardoppervlak getrokken. Deze volgorde is op zichzelf al een wonder van welsprekendheid. Trek een denkbeeldige lijn van het menselijke oog naar de bult van een kameel, vervolgens daarvandaan naar de lucht en haal die lijn daarna naar beneden naar de bergen en verbind die lijn uiteindelijk met het aardoppervlak. Dan zul je een heel andere bult of een aparte bergvorm voor je zien.

In een van de verzen van de Koran staat het volgende:

En jij ziet de bergen, waarvan jij denkt dat zij vaststaan, terwijl zij voorbijgaan als wolken.[2]

Aangezien de beweging van de bult neerkomt op de beweging van de kameel, laat het betreffende vers 1400 jaar geleden al zien dat de aarde niet stabiel, maar in beweging is.

Net zoals het betreffende vers leren ook andere verzen de mens om te kijken van kunstwerk naar kunstenaar, door dus over te gaan naar de maker van het kunstwerk, en om met wijsheid diep na te denken over zichzelf en over de wereld en om daar lessen uit te trekken. Degenen die deze lessen van de Koran krijgen zullen niet in de toestand van een woestijnbewoner verkeren die aan de hand van een kameel niet kan bezinnen terwijl hij iedere dag het dier aanschouwt, of in een toestand van een ongelovige astronoom die niet diep heeft kunnen nadenken over de lucht.

Footnotes

  1. ^ De Koran 88:17-20.
  2. ^ De Koran 27:88.

Gerelateerde vragen